Later als ik groot ben

Als kind word je regelmatig gevraagd: ‘Wat wil jij worden als je later groot bent?’ Al snel kom je dan uit bij politieman, brandweerman, piloot, ridder of draak! Heldhaftige beroepen, die in de praktijk uiteraard een stuk minder heldhaftig zijn dan het romantische beeld dat we er als kind van hebben; in mijn harnas door de man of vrouw van mijn dromen uit een torentje gered worden zoals de sprookjes ons doen geloven, schijnt in de praktijk maar weinig voor te komen – maar hier spreekt de cynische volwassene.
Ouder wordend kijk je als kind niet veel verder voor inspiratie dan het beroep van je ouders. Mijn vader was timmerman/machinaal houtbewerker, mijn moeder werkte in de schoonmaak in het ziekenhuis en later in de bloemen. Ik wilde eigenlijk ook de bouw wel in, maar dan liever niet de steigers op: ik wilde architect worden. Het leek mij een erg romantisch idee om gebouwen te ontwerpen en door de stad te lopen om te kunnen zeggen: ‘Kijk zoon, zie je dat gebouw? Die is van mij.’
Ik hield vroeger ook heel erg van tekenen; ik tekende vooral stripfiguren na uit de Donald Duck of Wordt Vervolgd, iets heel anders dan gebouwen tekenen. Dat ik iets met tekenen wilde doen was voor mij wel snel duidelijk. Bij de Donald Duck werken was misschien ook wel leuk geweest, maar daar vond ik mijzelf niet creatief genoeg voor.

Mijn eerste droombaan was die van dirigent. Het leek mij als kind geweldig om te doen: dirigeren, een orkest in bedwang houden, leiding geven. Ik herinner mij nog een spreekbeurt hierover op de lagere school; hoe ik op een stoel sta terwijl Für Elise van Beethoven uit de speakers galmt en ik onregelmatig probeer mee te deinen met een wilgentak in de hand. André Rieu zou jaloers zijn geweest. Mijn klasgenootjes dachten daar iets anders over en lagen over de grond te rollen van het lachen. Ik heb daarna mijn dirigentstok aan de wilg teruggegeven en liet het succes aan André (ik mag André zeggen) over.
Daarna wilde ik popzanger worden: met Doe Maar als groot voorbeeld stond ik met een tennisbal op een wc-rol en een geïmproviseerde standaard in mijn slaapkamer alle nummers te playbacken, terwijl ik op een kartonnen gitaar met zes schoenveters stond te rammen. Samen met drie klasgenoten vormden wij een heuse playbackband op de afscheidsavond van onze juffrouw. Een uur lang, in mijn herinneringen duurde het zo lang – het kan ook na twee liedjes afgelopen zijn geweest, speelden wij de nepsterren van de hemel. Hoogtepunt was het liedje Anita, omdat ik dan met een zwoele leadzanger-blik naar Anita waar ik stiekem verliefd op was – dat was de bedoeling, in het echt probeerde ik met een rood hoofd haar blik te vermijden. Ik geloof niet dat het bij haar is blijven hangen. Ook dit talent was niet aan mij besteed. De gitaar werd na dit optreden hardhandig dubbelgevouwen en op de oud papierstapel gelegd. Soms zie ik Anita in het winkelcentrum lopen en vermijd blozend haar blik.

Andere beroepen heb ik ook overwogen, ik heb altijd veel ambitie in mijn hoofd: archeoloog, maar dan worden mijn nagels vies. Advocaat, daar ben ik niet hard genoeg voor. Ambulancebroeder, ik kan niet tegen bloed. Hovenier, ik kan zelfs geen bos bloemen levend houden. Zeeman, misschien alleen voor de matrozen. Soldaat, ik zou wel willen maar ze willen mij niet – waarschijnlijk zou ik ook hard wegrennen als de vijand nadert.

Uitbreiding Tikibad, Duinrell, Meerland Bouw

Tekenaar is het geworden, niet van cartoons weliswaar maar toch tekenaar. Om architect te zijn ontbrak toch weer diezelfde creativiteit als voor cartoonist. Ik heb er veel plezier in, in het vak tekenaar. Ik vind het heerlijk om acht uur per dag naar een beeldscherm te staren en iets te creëren dat later ook in het echt gebouwd wordt, waar straks duizenden mensen plezier hebben of gezinnen hun thuis hebben. Voor een aantal oud-klasgenoten heb ik ondertussen een woning getekend. Ik zou werkelijk niet weten wat ik anders zou moeten doen. Het is een anoniem vak, veilig achter de schermen terwijl de projectleider met de eer strijkt. De goede projectleiders weten je ook nog te waarderen en delen de eer.

Wat wil jij worden als je later groot bent? Vraag het een 40-plusser en hij slaat vast: vastgeroest in vaste patronen, teveel levenservaring. Bang voor verandering omdat de hypotheek, de gasrekening, opleiding voor de kinderen en de boodschappen nog betaald moeten worden. De onbevangenheid die je als kind had, is verdwenen. Realiteit is er voor in de plaats gekomen. Achter elke verandering schuilt een monster.

Als je diep in je hart kijkt, wat zou jij dan willen doen? Niet denkend aan consequenties?
Werken bij het Centraal Bureau voor de Statistiek lijkt mij wel wat. De hele dag met grafieken, statistieken, getallen en normen werken. Taartdiagrammen, staafdiagrammen, man ik word er helemaal wild van. Staafdiagrammen met Lego maken is dan de ultieme natte droom. En nog steeds soldaat.

Vooralsnog houd ik het bij tekenen, terwijl ik mij omhoog werk als schrijver.
Zo leuk om met je zoon door over de Europalaan in Utrecht te rijden: ‘Kijk zoon, zie je dat gebouw? Die is van mij.’
‘Zucht. Jaahaaa.’

foto: lemirageutrecht.nl

Loading