Tulpenmoord

Gijs was weer eens laat.
Het was al weken druk op het werk en voor de zoveelste keer had hij Henry moeten appen dat hij etenstijd niet zou halen.
De sneeuw maakte het er niet beter op. Een gekkenhuis op de weg door drie sneeuwvlokjes met een file van 30 kilometer als gevolg. Idioterie.
Met het bord op schoot zat Henry op de bank, RTL Boulevard op de achtergrond.
Terwijl hij de gortdroge kipfilet met de gebakken aardappeltjes en doperwten naar binnen werkte zat hij met zijn gedachte bij Charles en Gijs.
Gijs, Charles en Henry woonde al 7 jaar samen in Gasselte.
Tuurlijk, het was niet altijd vanzelfsprekend geweest in zo’n kleine gemeenschap om zo’n open relatie te hebben. De eerste 4 jaar was het vechten tegen de vooroordelen, roddels en achterklap. Het hielp ook niet dat Charles en Gijs van de stad kwamen en een kleine gemeenschap niet gewend waren.
Charles had nog zijn wekelijkse uitlaatklep als dragqueen in het Groningse uitgaansleven. “Al woon ik in Maastricht, m’n fans kunnen niet zonder Red Norma!”
Gijs had zijn ziel en zaligheid in de architectuur bij een klein kantoor in Amsterdam.
Henry had zijn baan als leraar op een vmbo in Assen, wat het soms alleen nog maar ongemakkelijker maakte qua vooroordelen natuurlijk, maar hij was kleine dorpen wel gewend en wist zich goed te mengen in het dorpsleven.
Na 4 jaar was het voor iedereen toch wel duidelijk dat zij niet die viespeuken waren van wie je de verhalen altijd in de krant las. Wat voor rare hobby’s ze er ook op na hielden.
Henry had het er altijd al vreselijk moeilijk mee dat Charles ieder weekend in Groningen optrad. Er waren zoveel meldingen geweest van knokpartijen en slechte drugs dat hij het hele weekend niet kon slapen en pas gerust was als Charles ’s maandagmorgens weer thuis was.
Gijs verklaarde hem altijd voor gek dat hij zich zo gek liep te maken, maar hij kon niet anders.
Het leek sowieso wel alsof het Gijs allemaal niets kon schelen. Gijs maakte zich alleen maar druk om zijn werk en zijn carrière als architect. Voor hem leek het allemaal routine geworden.
Vroeg opstaan, een snelle douche, soms een vluggertje voor het ontbijt, en dan maar weer naar Amsterdam Zuid-Oost. Weer 2,5 uur in die klote auto. Nog 5 weken voor hij zijn nieuwe baan in Assen kon betrekken. Nog 3 weken heen en weer tussen die idioten op de weg. Het is dat hij van Henry en Charles hield anders was hij mooi in Amsterdam gebleven.

Henry barstte voor de televisie in huilen uit van de zenuwen.
Charles was maandagochtend niet thuisgekomen. Hij had zaterdag en zondag optredens in de Rits en zou zoals gewoonlijk maandagochtend na de brunch thuis zijn. Zijn dragshows waren altijd een groot succes en dit weekend was de kaartverkoop weer bijzonder goed verlopen.
Henry had Gijs ’s middags op zijn werk gebeld.
‘Ik vertrouw het niet, Gijs. Ik heb een heel naar gevoel. Het is niets voor Charles om niets van zich te laten horen,’ snikte hij door de telefoon.
‘Rustig nou maar, schat. Het zal vast niets zijn. Echt. Het is toch niet de eerste keer dat hij later is?’ Gijs gaf wel antwoord maar zat ondertussen aan zijn tekeningen te werken.
‘Jawel, maar normaal krijg ik nog wel een lief berichtje van hem om me welterusten of goedemorgen te wensen, maar nu helemaal niets. Ik zeg je, er is wat mis.”
‘Wacht nou maar rustig af, hij zal zo heus wel komen. Ik zie je vanavond wel. Niet vergeten dat ik eerst nog naar die klant in Eindhoven moet dus ik ben rond zes uur thuis. Hou van je.’
‘Ik ook van j…’
Gijs had alweer opgehangen.

De Friese staartklok had net zeven keer schel geklonken toen de voordeurbel ging.
Henry haastte zich naar de deur.
‘Ben je je sleu….’ Hij maakte zijn zin niet af.
Voor de deur stonden twee politieagenten.
‘Meneer Maat?’ Vroeg één van de agenten.
‘Ja, dat ben ik.’ Henry keek vol verbazing naar de verregende personen. die onder het afdakje beschutting zochten van de natte sneeuw.
‘Mijn naam is Welling, politie Drenthe. Dit is mijn collega Mulder. Kent u ene Charles Hubbing?’
‘Ja.’
‘Mag ik even binnenkomen?’
‘Ja, ja…ehm,natuurlijk, komt u verder.’
Henry opende de deur verder, liet de agenten binnen en leidde hen naar de woonkamer. De agenten namen plaats op de bank, nadat hij snel zijn half lege bord op tafel had gezet.
‘Kan ik u wat te drinken aanbieden?’
‘Nee, dank u. Misschien kunt u beter even gaan zitten,’ zei agent Welling.
Verbouwereerd nam Henry plaats in de loveseat.
‘Wij kregen vanmiddag een melding binnen van een wandelaar die iets verdachts had gezien nabij de Lunsveenweg in Drouwen. Nader onderzoek ter plekke wees uit dat het levenloze lichaam van meneer Hubbing gevonden was. Hij werd ontdekt in hunebed D26. Zijn auto werd even verderop aan de Veldweg gevonden. Sporen op het lichaam wijzen op ernstige verwondingen. Wanneer heeft u meneer Hubbing voor het laatst gezien?’
Het was alsof Henry een klap met een voorhamer had gekregen. Al zijn energie leek uit zijn lichaam te zijn geslagen en het werd zwart voor zijn ogen.
‘Ik…ik…heb Charles vrijdag voor het laatst gezien…’ stamelde hij met tranen in zijn ogen, terwijl hij met zijn armen op de kussens leunde.
‘Hij had een optreden in Groningen dit weekend en zou vanmorgen thuiskomen……weet….weet u zeker dat het Charles is?’ De ongeloof en wanhoop stond op zijn gezicht.
‘Ik vrees van wel. Uit zijn persoonsgegevens en vingerafdrukken blijkt dit het geval te zijn. Ik verzoek u wel mee te komen naar het bureau om het lichaam te identificeren.’
‘Ja, natuurlijk. Mijn vriend is onderweg. Ik moet hem echt bellen. Hij is onderweg en staat in de file.’
‘Uw vriend?’ Vroeg de verbaasde agent.
‘Mijn vriend Gijs. Gijs Brink.’
‘Wat was uw relatie met meneer Hubbing?’
‘Hij is…was…mijn partner.’
‘Uw partner?’ Vroeg de agent wederom verrast.
‘Ja. Mijn partner. Charles en Gijs zijn mijn partners.’ Henry probeerde door zijn waterige ogen de agent aan te kijken, terwijl hij zijn neus afveegde met een zakdoekje die hij uit de bruin leren schooltas had gepakt die hij die middag naast de loveseat had gezet toen hij van school kwam.
Op dat moment klonk het gerinkel van sleutels en het geluid van de deur die open werd gedaan.
Met een gil stond Henry op en rende naar de voordeur om de verbaasde Gijs in zijn armen te vallen.
‘Charles is dood!’ Schreeuwde Henry het uit.
‘Wat?! Waar heb je het over. Doe eens rustig!’ Gijs duwde Henry van zich af en probeerde te begrijpen wat er aan de hand was.
‘Charles is dood! Ik zei toch dat ik een slecht gevoel had!’
De agenten waren inmiddels uit de woonkamer naar de gang gelopen.
‘Meneer..Bink?’
‘Brink. Wat is hier aan de hand?’
‘Mijn naam is Welling, politie Drenthe. Dit is mijn collega Mulder. We hebben het lichaam van meneer Hubbing gevonden. Hij is onder verdachte omstandigheden om het leven gekomen. Wanneer heeft u dhr. Hubbing voor het laatst gezien?’
‘Vrijdagochtend. We waren allebei vroeg wakker die ochtend en hebben nog even wat met elkaar gevoosd onder de douche voordat ik naar mijn werk ging.’
Welling en Mulder keken elkaar aan vanuit hun ooghoeken en probeerden professioneel over te komen. Het schaamrood op hun wangen verraadde hun ongemakkelijke positie.
‘Juist. Kunt u allebei meekomen naar het bureau voor identificatie?’
‘Ehm…ja, ja, natuurlijk. Moet dat nu?’ Vroeg Gijs.
‘U kunt morgenochtend langskomen om een verklaring af te leggen.’

Op het politiebureau hadden Henry en Gijs de afgrijselijke taak het lichaam van hun overleden partner te identificeren.
Een taak die Henry teveel werd en ondersteund door Gijs vertrokken ze uit het mortuarium nadat ze het opgezwollen gezicht van Charles hadden gezien. Nauwelijks herkenbaar, maar duidelijk Charles.
‘Wat is er in hemelsnaam gebeurd! Wie heeft dit gedaan?!’ Henry had het niet meer.
Gijs had zijn armen stevig om Henry geslagen en zat met betraande ogen tegenover rechercheur Lieftink in verhoorkamer 2 van het politiebureau.
‘Helaas kunnen we u nog niet veel meer vertellen dan wat wij hebben aangetroffen. Zoals u heeft kunnen zien is het lichaam zwaar verwond, wat zou kunnen duiden op een gevecht. De auto die vlakbij het hunebed stond is onderzocht op sporen en er is een koffer gevonden met daarin een jurk, pruik, knielaarzen en make-up artikelen. Tevens zijn er sporen van sperma gevonden. Van wie wordt nog onderzocht. Ook zijn deze op het lichaam gevonden.’
Rechercheur Lieftink schoof drie paarse tulpen over de tafel.
‘Wat moet dit voorstellen? Is dit een grap?’ Henry rukte zich uit de armen van Gijs en sprong omhoog.
‘Tulpen!’
‘Tulpen. Drie stuks. Paars. Heeft u enig idee wat dit zou kunnen betekenen?’
‘Geen idee, man! Hoe zou ik dat moeten weten?’
Gijs pakte Henry bij de arm en probeerde zijn partner tot bedaren te brengen.
‘Snap je het dan niet. Iemand probeert ons wat te vertellen.’ Zei Gijs kalm.
‘Vertellen. Hoe bedoel je?’ vroeg rechercheur Lieftink.
‘Drie paarse tulpen. Wij zijn met z’n drieën. Paars. Paars is de kleur van onze gemeenschap, zoals je wilt. Het is een boodschap.’
‘Is er enige aanleiding om te denken dat iemand jullie iets zou willen aandoen?’
‘Niet direct. Volgens mij niet. We hebben het niet makkelijk gehad maar wonen al jaren min of meer in harmonie.’
‘Min of meer?’
‘Er zijn er altijd geweest met bedenkingen, openlijk of niet, over onze relatie,’ zei Gijs.
‘Doe niet zo raar! Dat is toch allang achter ons. Dat hoofdstuk is toch allang gesloten.’ Henry keek verbaasd van Gijs naar rechercheur Lieftink.
‘Doe niet zo onnozel, Henry. Denk je nou echt dat de mensen ons hier accepteren. Dat schijnheilige gedoe is nooit anders geweest. Je draait je rug om en ze kleppen over je.’
‘Maar dat is toch geen reden voor…dit….dit kan niet waar zijn!’

Henry draaide zich nog maar eens een keer om en ging nog wat dichter tegen het warme lichaam van Gijs liggen.
De afgelopen dag was een nachtmerrie geweest waaruit hij maar niet kon ontwaken. Van slapen kwam het maar niet, hoe kon je slapen wanneer je iedere keer als je de ogen sloot je het gehavende gezicht van Charles voor je zag.
Gijs was een steun en toeverlaat geweest de afgelopen dagen en had de zorg voor Henry op zich genomen, die volledig was ingestort. Hij had altijd al kunnen terugvallen op Gijs in noodgevallen, die altijd de rust zelve leek, terwijl hij en Charles de dramaqueens van het stel waren.